Om digitale producten en diensten toegankelijk te maken voor mensen met een beperking, werd in 2019 de Europese Toegankelijkheidsrichtlijn gepubliceerd en breed aangenomen. Momenteel wordt deze richtlijn omgezet in Nederlandse wetgeving en zal vanaf 28 juni 2025 voor computers, smartphones, tablets en besturingssystemen gaan gelden.
Bekijk de video van het webinar: ‘Al klaar voor 2025? Toegankelijkheidseisen van computers en besturingssystemen’. Of lees hieronder hoe de richtlijn voor computers en besturingssystemen eruit gaat zien.
1: Producten en organisaties
Voor welke producten geldt de richtlijn?
De richtlijn geldt voor gewone computerapparatuur voor consumenten. Dat zijn smartphones, tablets, smartwatches, laptops en desktop pc’s. Door de snelle technologische ontwikkelingen is het mogelijk dat er de komende jaren meer type producten moeten voldoen aan deze richtlijn.
De besturingssystemen voor deze apparaten moeten ook toegankelijk gemaakt worden. Voorbeelden daarvan zijn Android, Windows, macOS en iOS.
Hierna noemen we deze productgroep ‘computers’.
1.1 Uitzonderingen
Er geldt géén uitzondering voor kleine ondernemingen. Ook is er geen overgangstermijn. Alle computers die vanaf 28 juni 2025 in de handel worden gebracht, moeten toegankelijk zijn.
Er is een uitzondering mogelijk bij een fundamentele wijziging. Dat is bijvoorbeeld wanneer je een product zo ingrijpend moet aanpassen, dat het product daarmee niet meer doet waar het voor bedoeld is.
Daarnaast kan een organisatie zich beroepen op de onevenredige last, als het organisatorisch en financieel veel meer kost dan het voordeel wat het personen met een beperking oplevert. Dit bekijk je per eis van de richtlijn; je zult zoveel mogelijk van de richtlijn moeten uitvoeren.
In de richtlijn staan uitgebreide criteria voor het bepalen of iets een onevenredige last is. Het ontbreken van prioriteit, tijd of kennis valt er in elk geval niet onder. Je kunt deze uitzondering ook niet gebruiken als je financiering krijgt voor het verbeteren van de toegankelijkheid van je product of dienst.
Wat zijn uitzonderingen?
De richtlijn geldt niet voor ondernemingen met minder dan 10 medewerkers en die minder dan 2 miljoen euro omzet hebben. De richtlijn geldt ook niet voor de dienstverlening van business-to-business.
Er geldt ook een uitzondering bij een fundamentele wijziging. Dat is bijvoorbeeld wanneer je een product of (onderdeel van een) dienst zo ingrijpend moet aanpassen, dat het product of de dienst daarmee niet meer doet waar het voor bedoeld is.
Tenslotte kan een organisatie zich beroepen op de onevenredige last, als het organisatorisch en financieel veel meer kost dan het voordeel wat het personen met een beperking oplevert. Dit bekijk je per eis van de richtlijn; je zult zoveel mogelijk van de richtlijn moeten uitvoeren.
In de richtlijn staan uitgebreide criteria voor het bepalen of iets een onevenredige last is. Het ontbreken van prioriteit, tijd of kennis valt er in elk geval niet onder. Je kunt deze uitzondering ook niet gebruiken als je financiering krijgt voor het verbeteren van de toegankelijkheid van je product of dienst.
2: Wat moet je aanpassen aan je computer?
Computers moeten gebruikt kunnen worden door mensen met een beperking. Dat betekent dat de computer compatibel is met hulpapparatuur. Ook het gebruikersinterface moet toegankelijk worden. Je maakt de verpakking en de informatie die op het apparaat zelf staat (bijv. stickers op de achterkant), ook toegankelijk, bijv. door de informatie ook bereikbaar te maken via de computer of door het op je website te plaatsen. En ook instructies voor het gebruik van de computer moeten voldoen aan richtlijnen. In je organisatie zul je de informatievoorziening van je ondersteunende diensten (zoals helpdesks en callcenters) toegankelijk moeten maken. Ook stel je een EU-conformiteitsverklaring op. Dat is een uitleg dat je aan de toegankelijkheidsrichtlijnen voldoet. Er zijn aanvullende regels voor importeurs en leveranciers.
2.1 Wat is ‘toegankelijk’?
De European Accessibility Act (EAA) geeft geen strikte definitie van een toegankelijke dienst. Er is wel een Europese standaard voor toegankelijkheid (EN 301 549). Daarin staat onder andere dat overheden moeten voldoen aan de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG). De WCAG richtlijnen zijn verdeeld over vier principes: waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust. In de EAA wordt daar regelmatig naar verwezen. Er staat ook dat deze vier principes relevant zijn voor de richtlijn.
2.1.1 De vier principes van toegankelijkheid
Waarneembaar betekent dat iemand die een zintuig mist, toch de informatie kan krijgen. Je maakt bijvoorbeeld ondertiteling bij je video’s voor mensen die moeite hebben met horen. Bij plaatjes zet je een beschrijving voor mensen die niet of slecht kunnen zien.
Wanneer je je computer Bedienbaar maakt, kan iemand die bijvoorbeeld ook bedienen op andere manieren dan met de muis, bijvoorbeeld alleen met een toetsenbord. Smartphones hebben vaak hulpapparatuur zoals Talkback en VoiceOver ingebouwd, zij hebben al een eigen bedieningswijze. Je moet je smartphone volledig kunnen bedienen met gebruik van hulpapparatuur.
Begrijpelijk gaat over duidelijke taal, consistente navigatie, begrijpelijke interacties en behulpzame foutmeldingen.
Tenslotte betekent Robuust dat de computer goed samenwerkt met hulptechnologie, om bijv. tekst te laten voorlezen. Je computer moet ook informatie doorgeven aan de hulptechnologie over alle interactieve elementen. Een Wifi knop moet de informatie bevatten dat het een knop is, wat je met de knop kan doen en of Wifi momenteel aan of uit staat.
2.1.2 De gebruikersinterface voor de computer
Visueel
- Een gebruiker kan inzoomen en tekst vergroten en verkleinen.
- Een gebruiker kan de helderheid en contrast van het scherm aanpassen.
- Een gebruiker moet de helderheid van het scherm kunnen verbeteren (zoals extra contrast of een donkere modus).
- Het scherm mag niet meer dan 3 keer per seconde flitsen. Dat kan leiden tot een epileptische aanval.
- Gebruik je kleur voor het overbrengen van informatie, dan moet het ook te begrijpen zijn voor mensen die (kleuren)blind zijn. Voorbeeld: als je een groene en een rode knop hebt, zet dan ook tekst op de knoppen, zodat ze van elkaar verschillen.
Geluid
- Als de computer geluid maakt om informatie te geven (bijv. bij een melding die binnenkomt), moet er ook een alternatief zijn voor mensen die niet of slecht kunnen horen. Bijv. de telefoon laten trillen of een lichtje laten knipperen.
- De gebruiker kan het volume en de snelheid van het geluid aanpassen.
- De gebruiker kan verbeterde audiofuncties aanzetten, zoals functies voor een helder geluid en vermindering van geluidsinterferentie van producten in de nabijheid (bijv. voor gehoorapparaten).
Tast
- De bedieningselementen van de computer vragen geen grote reikwijdte van gebruikers. Een persoon in een rolstoel moet dus ook zelfstandig een vaste pc kunnen bedienen.
- Knoppen en interacties moet je zonder veel kracht kunnen bedienen.
- Je moet fysieke onderdelen, knoppen en toetsen op de tast kunnen onderscheiden, zodat je voelt dat het een knop/toets is. We adviseren om de knoppen ook van elkaar te laten verschillen, zodat een gebruiker kan onthouden wat elke knop doet.
- Probeer te voorkomen dat een gebruiker twee elementen, zoals knoppen, tegelijk moet indrukken. Als dat niet kan, bied dan een optie aan zodat gebruikers niet twee elementen tegelijk hoeven in te drukken. Een voorbeeld hoe dat nu op een smartphone gaat: als je twee keer op ‘shift’ (pijl omhoog) tikt, blijft ‘shift’ actief, zodat je in hoofdletters kunt typen.
- Als een gebruiker geen fijn motorische bewegingen kan maken (zoals een gebaar voor vergroten/verkleinen), moet diegene alsnog de actie kunnen uitvoeren.
Bediening en interactie
- Functies zijn via meer dan één zintuiglijk kanaal Dit geldt voor functies voor bediening, informatie, communicatie, controle en oriëntatie. Het gaat dus om invoer en uitvoer. Alles wat je kan gebruiken met muis, aanraking of toetsenbord, moet ook op een andere manier kunnen. Denk aan een smartphone bedienen door stemcommando’s te geven. Of alle inhoud van een besturingssysteem laten voorlezen.
- Als de computer een functie heeft met spraak (zoals opties voor (video)bellen), dan moet er een alternatief zijn voor spraak(invoer). Bijv. de gesproken tekst laten uitschrijven, en op spraak kunnen reageren via een (digitaal) toetsenbord.
- Een gebruiker moet de computer kunnen bedienen met hulp-software/apparatuur.
- De computer bevat software en onderdelen voor aansluiting van het product op hulptechnologieën. Zo kan een gebruiker bijv. draadloos verbinden met een stemcomputer of brailletoetsenbord.
- Dit betekent ook dat de programmeercode zo geschreven is dat hulpapparaten er goed mee kunnen communiceren.
- Bij interacties met de computer krijgt de lezer voldoende tijd om te reageren, bijv. bij het inloggen op een netwerk of bij een waarschuwing voor inactiviteit. (zie ook WCAG 2.2.1).
Overig
- De software is consistent: het werkt op een voorspelbare manier (zie ook WCAG 3.2.3 & 3.2.4).
- Je beschermt de privacy van de gebruiker bij het gebruik van de toegankelijkheidsfuncties, bijv. doordat je een koptelefoon kunt dragen tijdens het invoeren van wachtwoorden en doordat je niet bijhoudt wie er gebruik maakt van toegankelijkheidsfuncties.
- Als de computer werkt met biometrische gegevens zoals vingerafdrukherkenning of gezichtsherkenning, moet er ook een alternatief zijn daarvoor, zoals een wachtwoord.
2.1.3 Informatie en instructies op de computer
Informatie over het gebruik van de computer, die op de buitenkant staat, moet toegankelijk worden gemaakt. Denk aan instructies en waarschuwingen. Als het mogelijk is, doe je dat op de computer zelf, lukt dat niet, dan kan het bijvoorbeeld op een website staan.
De informatie moet voldoen aan de volgende richtlijnen:
- De informatie is beschikbaar via minimaal twee manieren (zintuigen). Bijvoorbeeld visueel, auditief en/of via braille op de computer, en op een website, zodat je het daar kunt laten voorlezen.
- De informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd. Dat betekent o.a. dat het in makkelijke taal is en dat informatie in een logische volgorde staat.
- De informatie is voor alle gebruikers waarneembaar.
- De informatie wordt gepresenteerd met voldoende contrast en een lettertype in geschikte grootte (zo groot als nodig is voor de gebruiksomstandigheden).
- De informatie heeft een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.
2.1.4 Instructies over het gebruik van de computer
De volgende richtlijnen gelden voor instructies over het gebruik van de computer die op andere plekken staan dan op het product zelf, zoals als een bestand op de computer zelf, op een website, sociale media etc.
Wat moet je vertellen?
- Uitleg wat de computer kan en doet (welke functies het heeft).
- Uitleg hoe je de computer gebruikt en hoe je het bedient (o.a. de knoppen, het besturingssysteem). Bijv. uitleg hoe je hem aan en uit zet en hoe je de eerste installatie doet.
- Uitleg hoe je de computer aansluit op hulpapparatuur (bijv. hoe je een draadloze verbinding maakt).
- De uitleg bevat een lijst van geteste hulpapparatuur.
- Een lijst van toegankelijkheidsfuncties waar de computer wel en niet aan voldoet. (link)
Op welke manier moet je dat doen?
- De informatie is beschikbaar via minimaal twee manieren (zintuigen). Bijvoorbeeld via tekst en geluid. Je hoeft niet zelf een voorleesknop aan te bieden, maar wel zorgen dat voorleessoftware goed kan werken.
- De informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd. Dat betekent o.a. dat het in makkelijke taal is en dat informatie in een logische volgorde staat.
- De informatie is voor alle gebruikers waarneembaar. Bij een filmpje voeg je bijv. ondertiteling toe voor slechthorenden en een beschrijvende voice-over (audiodescriptie) voor slechtzienden.
- De informatie wordt gepresenteerd met voldoende contrast, een lettertype in geschikte grootte (zo groot als nodig is voor de gebruiksomstandigheden).
- De informatie heeft een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand.
- De informatie is (ook) beschikbaar in tekstformat (bijv. HTML), zodat die kan worden voorgelezen door hulpsoftware en dat lezers bijv. zelf het font kunnen aanpassen.
- Je biedt een alternatief voor informatie die alleen te zien of te beluisteren is. Bijv. een beschrijvende tekst tonen bij afbeeldingen.
2.1.5 Verpakking
De verpakking van de computer, inclusief de informatie in de verpakking, moet toegankelijk worden. Denk daarbij aan informatie over het openen, aanzetten, gebruiken en recyclen van de computer. Ook als de computer toegankelijkheidsfuncties bevat, maak je de informatie daarover toegankelijk. Als het mogelijk is, doe je dat in of op het verpakking zelf, en lukt dat niet, dan kan het bijvoorbeeld op een website staan.
2.1.6 Organisatie
- Je ondersteunende diensten (zoals helpdesks en callcenters) moeten op een toegankelijke manier informatie geven over de toegankelijkheid van je dienst en met welke hulpapparaten je product of dienst werkt.
- Bied minimaal 2 contactopties aan. Bellen is geen optie voor iemand die doof is, en mailen kan lastig zijn voor iemand met een verstandelijke beperking.
- EU-conformiteitsverklaring opstellen (uitleg dat je aan de richtlijnen voldoet).
Bron: European Accessibility Act (EAA)